Kun je wel lezen als je maar één oog hebt?
Ik hou van lezen. Ik lees eigenlijk alles wat letters heeft: de krant, een tijdschrift, vakbladen en boeken. Een detective of een thriller, een vrolijke flodderroman of een beschrijving van een familiegeschiedenis. Ik zit graag ineen hoekje op de bank met een boek op schoot te lezen.
Voor mijn werk lees ik ook veel, meestal artikelen in vakbladen of uitspraken van rechters op mijn vakgebied over aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht. Niet echt ontspannend leesvoer maar interessant vind ik het wel. Regelmatig krijg ik de vraag “Kun je wel lezen als je maar één oog hebt?”
Een blanco blaadje
Het eerste boek dat ik na mijn oogverwijderingsoperatie las, was een boek dat ik héél graag wilde lezen, maar het lukte niet. Het waren veel te veel letters, die ik te dicht bij elkaar vond staan en daardoor in elkaar over leken te gaan. Ik kon me niet focussen op wat ik las. Maar lezen wilde ik… Mijn zoon bedacht dat het dan misschien handig zou zijn om een soort van bladwijzer van wit papier over de bladzijde te leggen zodat alleen de zinnen/letters die ik las zichtbaar waren. Hij knipte een gat in een blanco papier en dat kon ik over de bladzijdes schuiven zodat steeds maar een paar zinnen zichtbaar waren. Briljant bedacht, het werkte perfect en schuivend met het witte papier las ik een heerlijk boek uit. Weliswaar in lager tempo dan dat ik gewend was, maar ik kon weer lezen! Toen een paar weken later deel 2 van het boek uitkwam ben ik in mijn enthousiasme van het lezen de uitvinding van zoonlief helemaal vergeten en las ik het boek zonder hulpmiddel uit.
Ervaringen van anderen
Van meerderde leden van de Vereniging OOG in OOG hoor ik dat het lezen met één oog meer inspanning kost, dat het vermoeiend is en dat ze er zelfs hoofdpijn van krijgen. Vooral voor degene die op latere leeftijd zijn gaan kijken met één oog. Misschien is het papieren schuifje dan een oplossing. Wat ook een oplossing kan zijn is een e-reader, daarmee kun je ook alleen de zinnen in beeld brengen die leest. Maar ik houd graag een ouderwets papieren boek vast
Natuurlijk is het ook zo, dat het lezen gemakkelijker gaat als dat wat je leest maar leuk of interessant genoeg is. Dat is denk ik bij mensen die met twee ogen kijken en lezen niet anders. De één houdt van spannende science fiction en thrillers, de ander is meer van de romantische boeken en weer een ander leest graag vakliteratuur of waar gebeurde verhalen. Als het boek je aanspreekt dan leest het makkelijker, maar lezen met één oog vereist wel meer inspanning en is dus
vermoeiender.
Vroeger las ik moeiteloos in een donker hoekje op de bank in de huiskamer met pratende huisgenoten om me heen en met de radio of de TV op achtergrond aan hele boeken uit. Dat krijg ik nu niet meer voor elkaar. Ik heb nu echt goede verlichting en een rustig en stil plekje nodig om me te kunnen concentreren op wat ik lees, ongeacht wat ik lees. Maar ik ben heel erg blij dat ik kan lezen.
Antwoord op de vraag
Mijn antwoord op de vraag ‘kun je wel lezen als je één oog hebt?’ is absoluut ‘ja’ en afhankelijk van wie de vraag stelt voeg ik er vaak met een grote glimlach achter aan ‘inspannend en vermoeiend is het wel, maar lezen kan ik!’
Anita Hol-Bubeck
Een lotgenoot blij maken geeft mij energie
Het is voor mij qua werk een druk najaar. Vermoedelijk een inhaal effect na corona. Iedereen wil weer dat ik een cursus kom geven. Ik maak een complete tour door Nederland. Van Alkmaar tot Assen, van Goes tot Hengelo, van Utrecht tot Middelburg. Allemaal erg mooie en leuke opdrachten maar vermoeiend is het wel.
Tussendoor krijg ik ook de vraag of ik vak-artikelen wil schrijven en Vereniging OOG in OOG wil wel graag weer wat columns.
Ondertussen lokt het prachtige nazomerse weer mij naar buiten. Tijdens de lange wandelingen kan ik mooi nadenken over de inhoud van de lessen en schrijfsels.
Praten met een lotgenoot
Midden in deze drukke periode belt Maaike van de Vereniging OOG in OOG of ik zou willen praten met iemand die een paar weken geleden een oogverwijderingsoperatie heeft gehad en binnenkort een epithese krijgt. Hij heeft veel vragen over het zien met één oog en hoe het is om een epithese te dragen.
Qua tijd komt het slecht uit, maar ik wil graag helpen. Indertijd had ik het ook fijn gevonden als ik met iemand had kunnen praten. Ik zeg toe het te willen doen.
Na een paar dagen neemt de lotgenoot per e-mail contact met mij op. Ik beantwoord al veel van de vragen per mail. Het voelt goed om te kunnen helpen.
We maken een afspraak voor een online gesprek. We praten een uur met elkaar. Het is een mooi, boeiend en open gesprek over wat ons als éénogigen zoal bezighoudt. Het wennen aan het zien met één oog, de reacties van mensen op het feit dat je kanker hebt (gehad), het dragen van een pleister over je lege oogkas en het proces van het maken van de epithese.
Herinneringen
Tijdens het gesprek komen er bij mij veel herinneringen naar boven. Veel dingen waar ik niet of nauwelijks meer aan gedacht heb. De eerste periode van vermoeidheid, je een beetje gedesoriënteerd voelen en liever niet teveel mensen om je heen hebben. Ik vertel dat dat bij mij wel even geduurd heeft, maar dat het langzaamaan beter is geworden. En dat het vermoeide gevoel soms weer terugkomt als ik erg druk ben geweest.
De lotgenoot neemt het als een spons allemaal in zich op en spreekt meerdere malen uit dat hij het heel fijn vindt om te kunnen praten met iemand die weet hoe het echt voelt en is.
Live afspreken is met mijn volle agenda erg lastig, dus mailen we nog een paar keer en we maken ook opnieuw een online afspraak omdat ‘echt’ praten toch handiger is.
We zitten aardig op één lijn over hoe we omgaan met wat ons is overkomen en weer praten we in alle openheid en rust een uur met elkaar.
Dit geeft mij energie
Aan Maaike vertel ik dat het contact met de lotgenoot helemaal goed loopt. Ze zegt: “Als het teveel tijd kost moet je het echt zeggen hoor.” Lachend zeg ik: “Het zal niet altijd zo zijn maar dit lotgenotencontact met de mooie gesprekken en de blijdschap van de lotgenoot kóst mij geen energie, het gééft mij juist energie!” Maaike lacht ook als ze zegt: “Ik voel een column aankomen!”
Nou Maaike, bij deze.
Humor
Als je niet houdt van een beetje grappen en grollen over het zien met één oog dan zou ik zeggen: stop nu met lezen van de column.
Maar voor degene die er wel van houden zeg ik: lees lekker verder en geniet. Humor kan relativerend werken. Toen ik na de oogverwijderingsoperatie in het ziekenhuisbed langzaam wakker werd, zaten mijn kinderen naast mijn bed heel zachtjes met elkaar te praten. Ze vertelden elkaar luchtige verhalen en dat vond ik geruststellend. Ik bedacht me namelijk dat als de operatie niet goed was gegaan ze zich wat anders zouden gedragen. Het moment dat ik echt wakker was en zoonlief ontdekte dat ik meeluisterde, maakte hij me aan het lachen met de woorden: “Kijk mam knijpt voortaan wel een oogje dicht!”
Na de operatie moest ik wennen en leren kijken met één oog. Regelmatig liet ik iets vallen, struikelde ik ergens over of stootte ik me ergens aan. Mijn lieve kinderen vroegen beleefd of er iets kapot was en vroegen daarna iets in de stijl van “Kijk dan ook eens uit waar je loopt.” Als ik een glas drinken omstootte riep er altijd wel een kind “Tja, het blijven net kleine kinderen hè?!” De opmerking die ik vroeger zo vaak maakte kwam als een boemerang terug.
Een van de leukste opmerkingen was: “Zo nu kun je voorlopig weer vooruit” terwijl er demonstratief zes nieuwe glazen voor mijn neus werden neergezet! Dat cola inschenken in een glas niet mee viel bleek op een terrasje. Ik zie nog de verbijsterde gezichten van mijn kinderen voor mij. Maar het duurde toch even voor ik door had waarom ze zo keken: ik goot de cola naast het glas, zo regelrecht op tafel. De ober kwam direct met een doekje aanrennen. Maar er was géén kind die het voor me opnam. Integendeel, want met stalen gezichten zeiden ze al schouderophalend tegen de verbaasd kijkende ober “Ja, dat doet ze af en toe.” Maar de ober keek nog verbaasder toen ik er het hardst van allemaal om moest lachen!
Het went
In de loop van de jaren ben ik -en zijn ook de mensen in mijn omgeving- er gewend aan geraakt dat ik zie met één oog. Er gebeuren veel minder vaak van die onhandige ongelukjes. Maar dat wil niet zeggen dat er géén grappen meer uitgehaald worden. Integendeel! Nu zijn het meer de woordgrappen over zien, kijken en ogen! Ik geef een paar voorbeelden. Zoonlief ging op een stoel tegenover mijn bureau zitten en zei op serieuze toon: “Mam, kunnen we even een gesprek onder vvvv…” en toen gierend van het lachen “… dus onder drie ogen hebben?” Tot een gesprek is het helemaal niet meer gekomen! Onlangs stelde ik tijdens een cursus aan één van mijn cursisten een best wel lastige vaktechnische vraag. De blik waarmee hij mij aankeek verraadde dat hij het antwoord niet wist. Voor ik kon reageren keek hij mij ineens met een brede glimlach aan en zei tot grote hilariteit van mij en de andere cursisten: “Tjeetje Anita, waarom stel jij mij nu die moeilijke vraag? Ik dacht dat wij als éénogigen elkaar een beetje zouden moeten ondersteunen….!” Hij bleek ook een oogprothese te dragen. Heerlijke humor!
Omaéén-oog
In het bijzijn van mijn kinderen stelde iemand de vraag hoe mijn kleindochters Maan en Lot hun beide oma’s zouden gaan noemen om ze uit elkaar te houden. Het antwoord van zoonlief kwam verbluffend snel: “Nou, dat is dus echt heel simpel want mam is gewoon omaéén-oog.” Degene die de vraag gesteld had sloeg samen met de andere aanwezigen verschrikt de hand voor de mond. Ze durfden pas te lachen toen ze zagen dat ik degene was die grootste lol had om de geslaagde grap.
De beste ogengrap ooit…
Mijn zoon had ineens een vlekje in zijn ‘beeld’ en dat was schrikken. Hij kon gelukkig direct bij een oogarts terecht. Er bleek een soort van luchtbelletje onder het netvlies van zijn rechteroog te zitten dat vanzelf weer weg zou gaan. Hij moest wel nog een paar keer voor controle terug. Bij controles moesten de ogen wel gedruppeld worden om de pupillen te verwijden en daar baalde hij van omdat hij dan een paar uur niet goed kon zien. Zijn vriendin zei “Dat valt wel mee, bij jouw moeder doen ze dat ook en dan loopt ze daarna weer alleen naar huis!” Gierend van het lachen belde hij mij om te zeggen dat hij toen de beste ogen-grap-ooit maakte door quasi boos te zeggen: “Ja, maar bij haar druppelen ze maar één oog!”
Oeps vergeten…
Na een lange lockdownperiode mocht ik eindelijk weer ‘live’ een cursus op locatie verzorgen. Ik had er helemaal zin in. Voordat ik ’s morgens vroeg op pad ging checkte ik nog even of ik alles bij me had: de juiste presentatie op de laptop, het lesmateriaal in mijn tas, mijn sleutels, mijn jas, de tas zelf en natuurlijk mijn telefoon! Om 6.00 uur precies stapte ik in de auto.
Op pad
De reis begon goed. Mijn uitrit verlaten om in te voegen in de gebruikelijke file voor mijn huis is altijd wat lastig, maar een oplettende automobilist liet mij er spontaan tussen. De verkeerslichten op de route stad uitwaarts werden spontaan groen. Zo reed ik vlot Nijmegen uit, de Waalbrug over en de snelweg op. Zo’n 5 km verderop begon mij een gevoel te bekruipen dat ik iets vergeten was. Ik dacht na over wat dat dan kan zijn? Ik krabbelde over mijn rechterwang… Toen voelde ik wat ik was vergeten: mijn epithese! Die lag nog thuis in de badkamer in een speciaal bakje. Ik had wel een ooglapje in mijn tas, maar nee, dat wilde ik toch niet de hele dag dragen. Er was maar één oplossing: de eerstvolgende afrit afslaan en weer terug naar huis om de epithese in te doen. Ik houd altijd voor de zekerheid wat extra reistijd aan, dus het moest lukken.
Weer op pad
Om 6.30 uur verliet ik voor de tweede keer mijn huis en stapte in de auto. Maar, daar waar het een half uurtje eerder allemaal zo vlot verliep, zat het nu allemaal tegen. Pas na een dreigende blik mijnerzijds gaf een medeweggebruiker mij de ruimte om in te voegen. Tergend langzaam reed ik van rood verkeerslicht naar het volgende rode verkeerslicht om de stad Nijmegen weer uit te rijden, de Waalbrug over en de snelweg weer op.
Niet de eerste keer
Het was niet de eerste keer dat ik de epithese vergat in te doen. Onlangs kwam een vriendin mij ophalen voor een wandeling. Ik deed de voordeur open en zei “Ik moet even mijn schoenen aandoen,” waarop ze heel laconiek reageerde: “Misschien moet je ook nog even iets anders aandoen!” En mijn buurvrouw zei tijdens een wandeling “Waarom heb je vandaag eigenlijk jouw epithese niet in?” We hadden er al 5 km opzitten, maar het was haar ook niet eerder opgevallen dat ik hem niet inhad. Toen ik deze voorvallen aan mijn broer en zoon vertelde, zei mijn broer doodleuk: “Dat is heel goed, want dan ben je daar dus ook niet zo mee bezig”. “Misschien moet je bij de voordeur een spiegel ophangen” opperde mijn zoon. Goed plan!
De aankomst
De reis naar de leslocatie verliep uiteindelijk probleemloos en ik arriveerde keurig op tijd. De opdrachtgever begroette me enthousiast. Hij was blij om mij weer ‘live’ te zien en vroeg of ik een goede reis had gehad. Ik dacht aan de kilometers die ik extra gereden had en voelde aan mijn epithese – die keurig op zijn plek zat. Ik vond niet dat ik jokte toen ik zei dat de reis prima was verlopen en dat ik ook blij was dat ik weer live mocht optreden!
Onderweg in de auto grinnikte ik wel bij de gedachte dat ik vast en zeker een onvergetelijk indruk had gemaakt als ik zonder mijn nep-oog op de leslocatie was aangekomen. Die spiegel moest ik nu toch maar eens gaan regelen!
Anita Hol-Bubeck
Een bromgeluid
Al maanden was ik op zoek naar de oorsprong van een ‘brommend’ geluid. Al luisterend liep ik mijn huis door, trok stekkers uit apparaten, vroeg aan mijn buren en aan iedere bezoeker “Horen jullie dat ook?”
Iedereen luisterde mee en hoorde wel iets een geluidje van de koelkast, het internetkastje, de airco bij een bedrijf aan de overkant en de ventilator op de WC. Die geluiden hoorde ik ook allemaal, maar die waren niet de veroorzaker van ‘de brom’ die ik hoorde.
Tijdens een avondje oppassen op mijn kleindochter in het huis van mijn dochter en schoonzoon hoorde ik dezelfde brom. Mijn schoonzoon zei: “Dat kan kloppen want de buren hebben sinds kort een airco.” Hier liet ik het maar even bij. Weken later logeerde ik in een klein en vooral erg stil dorpje. Normaliter slaap ik daar slecht omdat het daar zo stil is. Maar nu werd ik ’s nachts wakker van die keiharde brom. Ik besefte me ineens dat het geluid niet van buitenaf kwam, maar in mijn hoofd zat en was in shock. Dat werd nog erger toen ik me realiseerde dat ik het geluid aan de rechterkant van mijn hoofd hoorde. Dezelfde kant waar ook de tumor boven mijn oog had gezeten en de kant waar mijn rechteroog verwijderd was… Ik werd bang, en dacht: “Het zal toch niet zo zijn dat…”
De oorzaak van de brom
De volgende dag ging ik direct naar de huisarts. Mijn oren zaten dicht. Zou dit de oorzaak zijn? Na het uitspuiten hoorde ik de geluiden van buitenaf veel beter, maar de brom was er nog steeds! Een akelige stemmetje in mijn hoofd zei: “Er zal toch niet weer iets van een tumor…” Ik liet het stemmetje niet uitpraten en nam contact op de afdeling Mond-Kaak-Aangezicht van het Radboud waar ik in 2015 in behandeling was geweest. In maart 2021 waren de controles gestopt, maar ik kon altijd komen als er iets was. Ze hielden woord en ik werd de volgende dag grondig onderzocht. De conclusie was dat er niks te zien was, maar werd er gezegd: “We kunnen niet in uw hoofd kijken en dus we gaan een MRI-scan maken.” Een dag later lag ik in het scanapparaat en kwamen bij mij niet de meest vrolijke herinneringen van 6 jaar geleden naar boven. Dat werd er bepaald niet beter op toen ik via de koptelefoon hoorde hoe de DJ’s van Radio 2 aandacht voor het KWF vroegen.
Een dag later werd ik gebeld, de scan gaf helaas geen goed beeld door het ijzerwerk (de implantaten) in mijn oogkas. Het was beter om nog een CT scan te maken. Een paar dagen later lag ik in dat apparaat met op de radio een andere zender! De beelden van deze CT scan gaven wel een beter beeld, maar het gaf onvoldoende uitsluitsel. Ik zag de worsteling van de arts toen hij mij dit uitlegde. De arts wilde mij met mijn voorgeschiedenis graag duidelijkheid over de oorzaak van mijn brom (officieel ‘tinnitus’ of oorsuizen genoemd). Het was belangrijk om een tumor zo snel mogelijk te vinden, als die er zat.
KNO arts erbij
Een KNO-arts met specialisatie oncologie en radiologie werd gevraagd om mee te kijken en te denken. Er werd een gehoortest afgenomen en mijn oren werden onderzocht. De KNO-arts nam ruim de tijd om de resultaten met mij te bespreken. Uit de gehoortest bleek namelijk dat er ‘iets’ aan de hand is met mijn gehoor aan de rechterkant. Ik hoor wel goed, beter zelfs dan gemiddeld voor mijn leeftijd, maar de ‘brom’ in mijn eigen hoofd verstoort aan de rechterkant de geluiden van buitenaf. Dat ‘iets’ is een aantasting van de gehoorzenuw aan de rechterkant. Die gehoorzenuw is wel goed zichtbaar op de scan en daar is géén tumor (weefsel) te zien. De conclusie is dat de aantasting van de zenuw een gevolg is van de bestralingen in 2015.
Het komt vaker voor dat die gevolgen zich pas later openbaren. Er volgde nog een eindgesprek met mijn eigen arts. Hij vatte het geheel samen: “De oorzaak is zo goed als zeker géén tumor, maar een verlaat gevolg van het bestralen. Er is niets aan te doen en het is niet bekend hoe het verder gaat. Domme pech is het wel!” Ik was opgelucht, maar door de opmerking over domme pech -waar ik had al meer dan genoeg van gehad vond ik zelf- maakte dat ik behoorlijk last kreeg van zelfmedelijden. Ik besloot om er maar de tijd voor te nemen want stress maakt tinnitus alles behalve beter.
Domme pech relativeren
Een bekende belde mij en hield een heel betoog over waar de brom vandaan kwam. Zij was ervan overtuigd dat het een bijwerking van het coronavaccin was. Ik heb het gesprek beëindigd en heb de wandelschoenen aangedaan om een kalmerende wandeling te maken. Uiteraard mijn mono-kijker mee. Ik werd helemaal blij van de vele trekvogels en nog blijer werd ik toen ik een groep van mijn lievelingsvogeltjes hoorde en zag: de altijd druk vrolijk kwetterende blije staartmees! Ik was weer in staat om mijn ‘domme pech’ te relativeren en bedacht dat ik toch liever af en toe pech had dan altijd argwanend te zijn!
Thuiskomertje
Tijdens een gesprek over autorijden als je met één oog kijkt dacht ik aan mijn eerste autorit na mijn oogverwijderingsoperatie en aan de eerste keer dat mijn rijbewijs verlengd moest worden. Maar vooral ook aan mijn thuiskomertje!
De eerste autorit
Ik dacht terug aan mijn eerste autorit kijkend met één oog. Mijn broer vond het een paar maanden na mijn oogverwijderingsoperatie wel tijd worden dat ik weer eens ging autorijden. We reden op een vroege zondagmorgen naar een verlaten industrieterrein waar ik het stuur overnam. Terwijl mijn broer in de startblokken zat om in te grijpen als dat nodig zou zijn, oefende ik heel voorzichtig: rechtdoor rijden, keren op de weg, rechts- en linksaf afslaan, inparkeren, bochtje achteruit etc. Het was bizar hoe gemakkelijk het ging en hoe vertrouwd het voelde.
Ik besloot om richting snelweg te gaan en mijn broer vroeg enigszins geschrokken “Wat ga jij doen?” Ik antwoordde vastberaden: “Via de snelweg naar huis.” Het duurde voor hij reageerde “Joh, als je nou echt lef hebt ga je ook even een rondje Keizer Karelplein doen”. Ik liet me niet kennen. Vastberaden reed ik probleemloos een stuk snelweg en via de beroemde levensgevaarlijke rotonde in Nijmegen weer naar huis. Mijn stoere grote broer slikte iets weg en zei: “Zus, dat heb je echt goed gedaan, je bent met glans geslaagd.” Dat deed goed aan mijn zelfvertrouwen en het was mijn beurt om iets weg te slikken!
In die zes jaar na die eerste rit heb ik weer veel (schadevrije) kilometers gereden. Ik merk wel dat het autorijden inspannender is; het blikveld is kleiner en daardoor ben ik extra alert. Maar mede dankzij de uitvinding van de parkeersensoren, een achteruitrijcamera en waarschuwingslampjes op de buitenspiegels voor iets of iemand in mijn dode hoek gaat het prima.
Verlengen van het rijbewijs
Een jaar na mijn oogverwijderingsoperatie moest mijn rijbewijs verlengd worden. Eerder was dat een formaliteit maar nu ging het toch even iets anders en vooral iets langer duren. Eerst de zogenaamde eigen verklaring bij het CBR kopen en daarmee naar een keurend arts. Die arts vulde zijn deel en ik mijn deel van de verklaring in en toen kon de verklaring weer terug naar het CBR. Het CBR nam ruim de tijd en liet me na ruim 6 weken weten, dat er een keuring door een oogarts moest plaatsvinden. Dat vermoeden had ik al en daarom had ik al een afspraak ingepland bij de oogarts!
De oogarts verklaarde dat ik met mijn ene oog met bril perfect kan zien en stuurde zijn bevindingen op naar het CBR. Het CBR nam weer ruim te tijd om dit te verwerken. Weer ruim 6 weken later ontving ik het verlossende bericht dat ik naar de gemeente kon gaan om mijn rijbewijs te laten verlengen! Bij de gemeente ging het snel. Binnen 5 dagen na mijn verzoek om verlenging kon ik mijn rijbewijs ophalen. Op mijn nieuwe rijbewijs staat een code waaruit blijkt dat ik tijdens het autorijden verplicht ben een bril of lenzen te dragen. Dat is géén probleem want ik heb mijn bril altijd op omdat ik zonder bril te slecht zie. Bij het zien van de code bedacht ik wat nou als mijn bril kapot gaat als ik onderweg ben? Lichte vorm van paniek sloeg toe: zonder bril durf en mag ik dus niet autorijden en ik heb nooit een reservebril bij me, omdat ik die niet heb.
Extra veiligheid in handschoenenkastje
Mijn opticien snapte mijn lichte paniekaanval en beloofde snel een simpele en goedkope reservebril voor mij te maken. De bril was binnen een paar dagen klaar en toen ik de bril kwam ophalen zei de opticien met een enorme grijns op zijn gezicht: “Ik heb er een mooi thuiskomertje van gemaakt.” Naast alle ingebouwde moderne snufjes in mijn auto ligt er een stukje extra veiligheid in het handschoenenkastje van mijn auto: ‘Het thuiskomertje’!
Vogels herkennen
“Hoe zie je dat toch zo snel?” vragen medewandelaars vaak als ik tijdens een wandeling een vogel aanwijs. Dan lach ik die vraag een beetje weg en zeg dan iets in de stijl van: “Tja, dat ene oog van mij doet het uitstekend!” Dat is ook echt wel waar, maar eigenlijk speel ik een beetje vals, want ik herken ze vaak eerst aan hun specifieke geluid en zoek dan waar het geluid vandaan komt. Ik hoor eerder dan dat ik ze zie. Vogelgeluiden herkennen is niet eenvoudig maar ik vind het vooral erg leuk en ongemerkt luister ik er altijd naar.
Tuinvogels
In mijn stadsachtertuin is het altijd druk met vogels. Het helpt dat er in de tuin een vijver is, dat er wat rommelhoekjes zijn waar ik het blad niet weg haal, en dat ik zorg dat er altijd wel wat de eten is. In de winter strooi ik (brood)kruimels en vogel strooivoer, hang wat vetbolletjes en een potje vogelpindakaas op. Ik leg hier en daar stukjes appels neer en voor de groenlingen, de vinken, de sijsjes en voor de diverse mezensoorten hangt er een ruif met (ongepelde) gestreepte zonnepitten. De vogels vliegen op winterdagen de hele dag af en aan en als het begint te schemeren wordt het echt spitsuur. Alle vogels komen snel nog even wat eten voor de nacht.
’s Morgens als het licht begint te worden, is het weer druk want na de lange koude winternacht moet er weer gegeten worden. De groenlingen, vinken en sijsjes komen in groepjes tegelijk en maken al fladderend schreeuwend ruzie met elkaar. De huismussen zijn ook altijd knus in groepjes bij elkaar en communiceren met elkaar door oorverdovend hard te tsjilpen. De verschillende mezen houden meer afstand van elkaar, maar kwetteren voortdurend in vraag en antwoord naar elkaar.
Drie kleine bruine vogeltjes
Drie kleine bruine vogeltjes zijn op geluid lastig van elkaar te onderscheiden en omdat ze zo klein zijn ze vaak lastig te ontdekken, zeker met één oog. De kleinste is het winterkoninkje; hij wordt ook wel ‘Klein Jantje’ genoemd. Het is een kleine bruin vogelbolletje met een omhoog staand staartje. Hij hipt heel snel heen en weer. Hij maakt voor zo’n kleine vogeltje van amper 9 cm verbazingwekkend veel geluid. Zijn zang is prachtig helder en tijdens het ‘hippen’ maakt hij een fel schel en snel achter elkaar tikkend metaalachtig geluid: tek-tek-tek-tek. De heggenmus is ook bruin, maar gespikkeld en heeft een blauw bruin koppie. Hij hipt niet zoals de meeste vogels doen, maar rent op zijn korte vogelpootjes heen en weer. Alle kans dat als je hem ziet rennen dat je denkt dat een muisje is. Tussen al dat rennen door fluit het heggenmusje een helder metalig liedje. Het grootste vogeltje van deze drie is het roodborstje, die herken je meteen door zijn felle rode borst. Op geluid herkennen wordt het lastiger want zijn tikkende tek-tek-tek-tek-roep heeft veel weg van die van het winterkoninkje en zijn luide schelle zang waarmee hij indringers in zijn territorium waarschuwt lijkt opvallend veel op de zang van de heggenmus. Het roodborstje is het eerste vogeltje dat ik zie als ik ’s morgens de gordijnen open doe. Hij zit op een paaltje of op de tuintafel en kijkt mij vragend aan alsof hij zegt: “Ik was het die zat te zingen, krijg ik nu wat te eten?” Ik beloon hem met een handje voer!
Bekendste stadsvogel Blackbird
De bekendste stad- en tuinvogel is waarschijnlijk de merel door de Engelsen wordt hij ‘Blackbird’ genoemd. Die naam past perfect bij de zwarte vogel met zijn oranje snavel. Hij zit ‘s morgens vroeg of ’s avonds in de schemering in een hoge boom of op een schoorsteen prachtig te zingen. Iedere merel heeft zijn eigen repertoire. In de fluitende rollende zang van de merel in mijn tuin herken ik melodieën van klassieke muziek. Als ik in het stadscentrum loop hoor ik steeds een merel wiens zang veel weg heeft van de muziek van de Beatles. Ik sta dan even stil om te luisteren en te kijken. Meestal lopen mensen me dan zonder het te horen of te zien voorbij, maar soms kijken en luisteren ze mee. Laatst stonden een man en een vrouw ook even stil en de vrouw fluisterde tegen de man “Blackbird”! Ze liepen lachend verder en de man floot het nummer van de Beatles wat ik ook in de zang van de merel hoorde Blackbird.
Anita Hol-Bubeck
Van vragen kun je leren
Ik stimuleer mijn cursisten om direct vragen te stellen als iets niet duidelijk is. Door het stellen van vragen en uiteraard het krijgen van antwoorden op die vragen kun je leren! Het is dus ook best gek dat ouders hun kinderen afleren om vragen te stellen. “Mama wat heeft die mevrouw aan haar oog?” Mama fluistert: “Dat mag je niet vragen, loop maar gauw door.” “Ja maar mama wat heeft die mevrouw dan?” Vervolgens sleurt de mama het kind bij mij vandaan. Best een beetje gênant.
Begrijp me goed. Niet de vraag of het feit dat het kind de vraag stelt is gênant maar het feit dat de moeder het kind wegsleurt. Als zij het kind de kans had gegeven om de vraag aan mij te stellen, dan had ik verteld dat ik geopereerd was en dat mijn oog niet beter te maken was en dat ik nu een kunstoog heb. Dan was dat duidelijk voor het kind en de (eventuele meeluisterende) volwassenen.
Een kind blijft je aankijken als ze ‘iets bijzonders’ ziet, omdat het kind wil weten wat hij of zij ziet. Ouders zeggen: “Je moet niet zo ‘staren’ dat is niet beleefd”. Ik zou het bestuderen willen noemen. Mijn kleine neefje Charlie was een paar maanden oud toen hij mijn gezicht bestudeerde en ineens heel erg scheel keek. De vader van Charlie stond achter mij en raakte een beetje in paniek omdat zijn zoontje zo scheel keek. Ik
moest er om lachen want ik had wel vaker gemerkt dat kinderen scheel kijken als ze me aankijken. Het kind richt zijn of haar blik en dus ook de aandacht op alleen mijn ‘goede en bewegende oog’. Het andere stilstaande oog doet niet mee en is waarschijnlijk niet interessant om naar te kijken.
Ook Tommy -het hondje van mijn dochter- kijkt me schooiend aan en verlegd dan ineens zijn blik alleen naar mijn ene oog. Beste apart en ook grappig om te zien! Maan -mijn 7 maanden oude kleindochter- bestudeert nu aandachtig alles wat ze ziet, dus ook gezichten. Het wonderlijke is dat Maan juist niet naar het bewegende oog kijkt, maar naar het stilstaande nep-oog. Ze staart ernaar met een vragende blik van “Hee, waarom doe jij niet mee?” Ik hoop oprecht dat ze die vraag zal stellen als ze kan praten.
Wacht even!
De 8-jarige Lotte was bij haar opa en oma aan het logeren toen ik op bezoek kwam. Ik zag dat Lotte zoekende was hoe ze me moest aankijken. Ze knipoogde af en toe naar mij waarschijnlijk omdat ik dat ook
deed. Maar Lotte stelde geen vragen. Toen ik weg wilde gaan liep opa met mij mee naar de auto om mij te helpen om door de best smalle poort van de uitrit te rijden. Ik had de auto gestart toen ik oma hoorde roepen: “Wacht even!’’ Samen met Lotte kwam ze aangerend want Lotte wilde nog even goed naar mijn oog kijken. Ze had gezien dat er iets was, maar dat werd bevestigd omdat opa mee moest kijken bij het wegrijden. Oma was zo verstandig om daar aandacht aan te geven. Ik zette de motor weer uit en deed mijn bril af zodat Lotte de epithese goed kon zien. Ik vertelde haar de korte kinderversie. Lotte knikte dat ze het begreep en zuchtte van opluchting dat ze het snapte. Ik vond het echt ontroerend!
Draagt u een epithese?
Volwassen stellen meestal geen vragen, maar kijken wel zoekend naar wat er niet klopt in het gezicht. Maar soms wel. Dat vind ik verrassend. Zo vroeg laatst iemand aan mij “Draagt u een epithese?” Mijn reactie
was “Ja, en wat bijzonder dat je dat vraagt!” Hij vertelde dat zijn vrouw ook een epithese heeft en dat zij het fijner zou vinden als mensen er naar zouden vragen dan dat ze alleen maar kijken. Tja, want van vragen stellen kun je leren! Het mag duidelijk zijn dat ik het helemaal eens ben met haar!
Anita Hol-Bubeck
Afstand houden en zo….
Volgens de richtlijnen van de 1,5 meter samenleving moeten we afstand houden van elkaar. Dat valt niet altijd mee, zeker niet als je met één oog kijkt. In het verkeersrecht staat ook dat je voldoende afstand moet houden. Die verplichting nakomen blijkt ook niet altijd mee te vallen, ongeacht of men met één of twee ogen kijkt.
Regelmatig houden automobilisten te weinig afstand van elkaar en – nog erger – ze jagen bumperklevend achter elkaar aan. Als gevolg daarvan ontstaan er veel aanrijdingen. In mijn trainingen voor behandelaars van verkeersschades, bespreken we wie er in zo’n situatie aansprakelijk is. Is dat de achterste auto om dat hij onvoldoende afstand hield? Of is het de voorste auto omdat hij ineens remde? Voor degene die nieuwsgierig zijn naar het antwoord, leg ik graag uit wie in dit geval aansprakelijk is.
Stel je rijdt 100 km per uur
Stel, je rijdt in de auto op de snelweg met een snelheid van 100 km per uur. Ineens steekt moeder eend met een aantal kleine eendjes de weg over. Wat doe je? Remmen of doorrijden? Voor de veiligheid van jezelf en anderen kun je het beste doorrijden. Maar waarschijnlijker is dat je in een reflex op de rem trapt. Alle kans dat automobilist achter je net iets later remt en achterop jouw auto rijdt. Wie is er dan aansprakelijk?
Wie is aansprakelijk?
Een van de uitgangspunten in het verkeersrecht is: “Een bestuurder moet in staat zijn om het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.” Vrij vertaald staat daar: je moet voldoende afstand houden om te kunnen remmen als dat nodig is. Je mag dus niet te dicht achter jouw voorganger rijden. Als je botst op de auto voor je, dan ontstaat het vermoeden dat je niet voldoende afstand hield. Je bent dan in principe aansprakelijk voor de schade die is ontstaan. In principe, want je mag proberen aan te tonen, dat je wel voldoende afstand hield en dat de botsing door iets of iemand anders werd veroorzaakt. Bijvoorbeeld dat je werd doorgedrukt door een auto die achterop jou reed of omdat de auto voor jou ‘zomaar’, zonder dat dat nodig was, remde. Een ander uitgangspunt in het verkeersrecht is dat het verboden is om ‘een gevaar te zetten’ of anderen in het verkeer te hinderen. Door zomaar te remmen zonder verkeersnoodzaak hinder je het overige verkeer.
Wel of niet remmen voor eenden?
In het voorbeeld is degene die achterop rijdt de vermoedelijk aansprakelijk partij omdat hij/zij kennelijk te weinig afstand hield. Maar de achter-op-rijder mag proberen aan te tonen dat de voorste auto remde zonder verkeersnoodzaak. Het remmen op de snelweg voor eenden wordt in de rechtspraak uitgelegd als remmen zonder noodzaak. De impact van remmen voor eendjes is volgens een uitspraak van de rechter voor het verkeer groter dan de eenden overrijden. Daarom is de voor eendjes remmende automobilist aansprakelijk. Deze uitspraak staat bekend als het ‘Eendjesarrest’. In dit arrest staat ook dat remmen voor grotere dieren zoals herten, koeien, zwijnen et cetera wel gezien moet worden als remmen met verkeersnoodzaak, omdat een aanrijding met zo’n groot dier wel grote gevolgen kan hebben voor het verkeer. Het uitgangspunt dat de achter-op-rijder aansprakelijk is blijft wel bestaan voor de botsingen binnen de bebouwde kom en de 60/70/80 km wegen. Op deze wegen moet je er rekening mee houden dat er geremd wordt voor iets of iemand die wil gaan oversteken.
Eendjesarrest
Het ‘Eendjesarrest’ bespreek ik regelmatig met mijn cursisten. Een paar weken geleden kreeg ik een mailtje van een cursist: “Hadden wij dit gister besproken? Wat een toeval.” In de mail verwees zij naar een krantenbericht over een verkeersongeval van de vorige dag: “Overstekende eendjes waarschijnlijk oorzaak ernstig ongeval op A2”. Bij het artikel stond een foto van Moeder-eend met haar jongen. Ik antwoordde: “Geen toeval dat er geremd werd voor het vrouwtje van de wilde eend.” De cursist reageerde: “Afstanden kun je misschien niet goed zien met één oog, maar eenden herkennen wel. Denk erom als je er een ziet op de snelweg… Niet remmen!”
Wees voorzichtig en houd afstand!
Anita Hol-Bubeck