Mijn neef en ik zijn op één maand na even oud; ik ben de oudste. Als baby hadden we samen al dikke pret. In de box maakten we elkaar aan het lachen. In onze jeugd gingen onze ouders samen op vakantie naar de zee of we logeerden bij elkaar of samen bij opa en oma. We haalden grappen en grollen uit. We hadden de grootste lol om de onhandigheid van de één die op een mierenhoop ging zitten en de ander die gehurkt zat te plassen in het bos en in de eigen schoen plaste.
Altijd contact gehouden
Na onze kindertijd zijn we ieder onze eigen weg gegaan, maar we hebben altijd contact gehouden. Soms wat meer en soms wat minder. Er zijn wonderlijke paralellen in onze levens. We zijn beiden zelfstandig ondernemer; we verzorgen alletwee met veel passie opleidingen, trainingen en lezingen binnen ons vakgebied. Onze partners zijn jarenlang tegelijkertijd ziek geweest en inmiddels beiden overleden. Vooral in die laatste periode hebben we gepraat, gehuild en zoals altijd ook veel gelachen. Meestal telefonisch als we alletwee in de auto onderweg waren naar ons werk of na afloop van een lesdag.
Als vanouds
Een paar keer per jaar ontmoeten we elkaar ‘live’ en dat is altijd weer als vanouds. We lachen om én met elkaar over onze onhandigheden. We blijken beiden tijdens trainingen regelmatig te struikelen over losliggende kabeltjes/snoertjes en tegen tafelpunten aan te lopen. Ik merkte laatst subtiel op dat hij in aanleg toch wel de meest onhandige is, omdat hij toch met twee ogen kijkt en ik maar met één. Zijn wraak volgde snel…. want toen ik als passagier uit zijn auto wilde stappen, liet hij mij – zonder mij te helpen – zoeken naar de hendel waarmee ik de deur moest openen, nota bene aan mijn blinde rechterkant. Hij ging buiten de auto staan kijken en zei hij tegen een voorbijganger die mijn geklungel zag ‘het komt niet doordat ze zo oud is, maar ze is echt ontzettend onhandig’. Ik kon van het lachen de auto niet meer uitkomen.
Het pontje
Later die dag wandelden we over een dijkje langs het riviertje de Dieze in Den Bosch toen we een ‘wat oudere’ man en vrouw zagen klungelen met de draaischijf van een pontje waarmee je jezelf naar de overkant kunt varen. De mensen hadden duidelijk de kracht niet om het pontje in beweging te krijgen. Neef duwde mij zijn spullen in de hand en rende de trap van de dijk af om de mensen te gaan helpen.
Ik ging er op de bovenste traptrede eens goed voor zitten om te kijken hoe neef zich in de nesten ging werken. De pont kwam dankzij zijn gedraai aan de schijf vlotjes in beweging en ik verheugde me al op het moment dat hij terug zou gaan springen op de steiger. De afstand tussen de pont en steiger vergrootte snel en zelfs ik zag -kijkend met één oog- dat terugspringen al niet meer mogelijk was. Hij aarzelde even en sprong toch maar niet…..en draaide de pont helemaal naar de overkant en daarna weer terug. Het was uitermate grappig om te zien hoe zijn hoofd steeds roder werd van het zware werk. Lachend moedigde ik hem aan door hem een koud biertje te beloven!
Nog meer lachen
Toen hij eindelijk terug was bij de steiger, ging hij naast mij zitten. Zwaar hijgend zei hij ‘…. en dan te bedenken dat ik dus gewoon al 65 jaar ben en… dat die ‘wat oudere’ mensen op dat pontje misschien net zo oud zijn….’ En na een wat langere adempauze ‘maar ik ben toch niet zo onhandig als jij denkt, want ik ben toch maar mooi niet terug op de kant gesprongen..’ Hij had natuurlijk gelijk, maar hij bulderde van het lachen toen ik zei dat ik het ouderwets leuk had gevonden als hij wel in het water was gesprongen!
Anita Hol-Bubeck