header image

Ik heb zijn kunstoog altijd gezien als het tastbare bewijs van het leed dat hem is aangedaan. Een souvenir uit de hel. Natuurlijk is het prachtig wat ze tegenwoordig kunnen maken, maar hoe mooi ook, ik relateer het altijd direct aan die rotziekte. 

Milan niet. Nooit gedaan ook. Hij heeft het altijd over zijn bijzondere oog. Voor Milan is zijn kunstoog het tastbare bewijs van een strijd die hij heeft gewonnen. En waarom zou je dat niet laten zien? 

Ik vroeg hem laatst of hij met dat oog zou willen zien als dat zou kunnen. Hij dacht er even over na. ‘Misschien voor even papa’, zei hij toen. ‘Maar niet voor altijd’. ‘Waarom dan niet jongen’, vroeg ik. ‘Het is toch fijn als je beter kan zien?’ Hij keek me strak aan. ‘Ik zou het toch wel willen’, zei hij na een tijdje. ‘Maar dan wil ik wel een grijs oog’. Ik keek hem verbaasd aan. ‘Grijs?’

‘Ja’, zei hij zelfverzekerd. ‘Want dan ben ik nog steeds speciaal.’

Ik heb veel nagedacht over wat Milan hier nu eigenlijk heeft gezegd. Je zou het kunnen gooien op de leeftijd. Als je 9 jaar oud bent, beschouw je jezelf vaak als middelpunt van het universum. Je vindt jezelf dan per definitie speciaal. Toch voelt het anders. Toen hij de woorden uitsprak, hoorde ik geen 9-jarige jongen. Ik luisterde naar iemand die in al zijn wijsheid aan zijn vader liet weten dat hij trots is op wie hij is. Niet ondanks alles, maar dankzij alles. Waar superman een cape draagt, heeft hij een kunstoog.

Met deze gedachten las ik het eerste stuk in mijn verhaal nog eens terug.

Ja, het was een inktzwarte periode. En ja, Milan heeft veel te verduren gehad. 

Maar door alleen het kunstoog als tastbaar bewijs te zien, doe ik de held erachter veel tekort.

Jan Burger

Ga naar de inhoud