Wie zojuist een oog heeft verloren, maakt zich natuurlijk zorgen en vraagt zich allerlei dingen af, zoals: zal ik weer kunnen werken, autorijden, sporten of zelfs maar een weg durven oversteken?
Wij hopen deze vragen te kunnen beantwoorden en je ook een beetje gerust te stellen.
Wie met één oog is geboren of al heel jong een oog verloren heeft, ontwikkelt bijna vanzelf een andere manier van kijken. Wanneer mensen echter op volwassen leeftijd een oog verliezen, moeten zij opnieuw leren om diepte te zien en afstanden in te schatten. Dat is in het begin erg wennen. Een aantal handelingen is veel minder vanzelfsprekend geworden.
Klachten
Klachten die vooral in het begin van het zien met één oog kunnen voorkomen, zijn bijvoorbeeld:
- evenwichtsstoornissen
- hoofdpijnen (juist wel of juist niet meer)
- vallen / misstappen bij op- en afstapjes
- misgrijpen of -reiken
- dingen omgooien
- ergens naast schenken
- problemen met (bal)sporten
- niet goed op de regel schrijven, regel kwijtraken
- hinder van glimmende oppervlakken
- moeite hebben met het zien bij weinig schaduw (slechte verlichting)
- schrikken wanneer iemand van de ‘verkeerde’ kant binnenkomt
- moeite met overzicht (bijvoorbeeld grote landkaart, zaal vol met mensen)
- last van / botsen in een drukke omgeving (bijvoorbeeld in een stad)
- moeite met het inschatten van snelheden (aankomende auto’s), of moeite om dichtbij scherp te stellen.
Gewoonlijk is er een balans tussen het binnenwaarts draaien van de ogen (richting neus kijken) en het boller worden van de lens (accommoderen). Zo ontvangen de hersenen signalen betreffende de afstand en de benodigde accommodatie.
Wennen
Meestal wennen mensen hier al binnen 3 tot 6 maanden aan, maar sommige dingen zullen altijd hinderlijk of lastig blijven. Ook kan het verlies van een dominant oog (een voorkeursoog, zoals rechts- of linkshandig zijn) het gewenningsproces vertragen.