Door Sodaba Khatab, oogarts
Deel 1, het visuele systeem
Het visuele systeem bestaat uit het oog, de oogzenuw en de zenuwbanen in de hersenen die erbij betrokken zijn. Het is het meest complexe zintuiglijke systeem van het menselijk lichaam. We hebben het visuele systeem nodig voor onze sociale ontwikkeling waarbij oogcontact en het herkennen van gelaatsuitdrukking en lichaamstaal belangrijk zijn. Verder gebruiken we het voor meer basale functies als ruimte- en gevaarherkenning, en complexere taken als lezen en het waarnemen van kunst etc. De figuur hierboven laat het visuele systeem zien. Licht komt het oog binnen en wordt via de lichtreceptoren in het netvlies als signaal via de oogzenuw doorgegeven aan de visuele schors achterin de hersenen (het gedeelte wat oranje kleurt). Vanaf de visuele schors gaat de informatie naar andere gebieden in de hersenen om verder verwerkt te worden. Het visuele systeem functioneert als onderdeel van het totale zintuiglijke systeem. Alle zintuiglijke systemen, zoals het gehoor, gevoel, evenwicht, smaak en reuk, vormen samen een geïntegreerd systeem in de hersenen.
Deel 2, Ontwikkeling van het visuele systeem
Het primitieve oog en visuele banen worden bij 23 tot 24 weken in de zwangerschap aangelegd. De oogleden zijn op dat moment nog dicht. Tussen 24 en 28 weken zwangerschap gaan de oogleden open en is er mogelijk perceptie van fel licht. Pas in het laatste trimester van de zwangerschap ontstaan de visuele functies echt. In de baarmoeder is er geen tot minimaal licht en daarom is het visuele systeem tijdens de zwangerschap het minst goed ontwikkeld van alle zintuiglijke systemen. Er zijn vooral veel geluiden in de baarmoeder, denk aan de hartslag en darmgeluiden van de moeder, waardoor vooral het gehoor dominant is tijdens de geboorte. Bij de geboorte kan een baby licht, contrast en beweging waarnemen. Vooral de functie van ‘waar’ zich iets bevindt, ontwikkelt zich. Bij 2 maanden gaat een baby meer details waarnemen en de functie ‘wat’ iets is, ontwikkelt zich. Bij 3 maanden gaan de ogen goed samenwerken en wordt het zicht dominanter dan het gehoor. De baby herkent gezichten of zijn flesje en begint alles binnen het gezichtsveld aan te raken, te onderzoeken en laat het vallen om afstanden te leren schatten. Bij 8 maanden oud heeft er een verdubbeling van het aantal verbindingen in het visuele systeem in het brein plaatsgevonden. Tussen de leeftijd van 1 tot 6 jaar vindt er verbetering van het zicht op en is er nog veel neuroplasticiteit. Dit is het vermogen van ons zenuwstelsel om zich aan te passen aan (verandering van) de omgeving en zintuigelijke waarneming. In deze leeftijdsgroep is daarom een lui oog nog optimaal te behandelen. We denken dat de neuroplasticiteit af begint te nemen in de leeftijdsgroep van 7 tot 10 jaar. We zien het aantal zenuwverbindingen rond die leeftijd weer afnemen, waarbij alleen de verbindingen die worden gebruikt, blijven bestaan. Vanaf de leeftijd van ongeveer 12 jaar ontwikkelen de ‘hogere orde visuele systemen’ zoals o.a. ruimtelijk inzicht.
Deel 3, Oogverwijdering en de invloed op de hersenen
Er is weinig onderzoek gedaan naar de invloed van oogverwijdering op de hersenen bij mensen. Er zijn wel dierstudies en hypothesen op basis van onderzoeken met blinden.
Invloed van oogverwijdering op de hersenen bij kinderen
Zenuwverbindingen van een verwijderd oog verdwijnen grotendeels en de verbindingen van het overblijvende oog in de hersenen nemen toe. Ook vindt er een reorganisatie plaats van de visuele schors en is er versterking van de andere zintuiglijke systemen. De gezichtsscherpte en contrastgevoeligheid van het overblijvende oog is vaak hoger en de geluidslokalisatie vaak beter. De bewegings- en snelheidsperceptie lijkt minder, net als de hogere visuele functies als gezichtsherkenning. Vanwege de neuroplasticiteit en betere aanpassingsvermogen van kinderen, lijkt een oogverwijdering minder effect te hebben op het functioneren dan bij volwassenen.
Invloed van oogverwijdering op de hersenen bij volwassenen
Op de korte termijn ontstaat er een verhoogd signaal van het verwijderde oog naar de hersenen. Dit komt waarschijnlijk omdat er een verhoogde gevoeligheid ontstaat voor dit oog, omdat er in eerste instantie weinig informatie binnenkomt in de hersenen van dit oog. Op de lange termijn vindt er degeneratie plaats van de zenuwverbindingen met het verwijderde oog. De visuele schors in de hersenen wordt dan gerekruteerd voor andere functies. De verbinding tussen het visuele systeem en de andere zintuiglijke systemen wordt versterkt. Tenslotte vindt er een versterking van de andere zintuiglijke systemen plaats. Na een oogverwijdering bij volwassenen is er een kleine kans op het ‘Fantoom oogsyndroom’. Dit kan bestaan uit fantoompijn, fantoomsensaties of fantoomzicht. Fantoompijn ontstaat vaak in de eerste paar dagen na de operatie en neemt vaak daarna af. Het kan seconden tot uren duren. Fantoomsensaties kunnen bestaan uit het gevoel van jeuk of het gevoel dat een oog nog open staat. Fantoomzicht kan in de ‘simpele’ vorm voorkomen, waarbij er geen duidelijke vorm of figuur wordt waargenomen, of in de ‘complexe’ vorm, waarbij er mensen, dieren, gebouwen of landschappen waargenomen worden. Ook dit begint vaak in de eerste dagen na de ingreep en neemt vervolgens weer af en het duurt vaak een paar minuten. Bij een klein deel van de mensen met dit syndroom verdwijnen de klachten niet vanzelf. Psychologische hulp en medicamenteuze behandeling via een pijnteam kan dan helpen.