Alhoewel het zijn eerste voordracht voor patiënten is, ziet hij zeker het belang in van het contact met de patiënten op een dag als deze. Want niet alleen kunnen de oogpatiënten iets van zijn verhaal leren, hij kan als arts vooral heel veel leren van de verhalen van de patiënten benadrukt Hötte. “En daar profiteren toekomstige patiënten dan weer van.” Een win-win situatie dus. Dat gezegd hebbende steekt hij van wal over de verschillende situaties waarin een patiënt een prothese kan gaan dragen: na een enucleatie of een evisceratie of een prothese of cosmetische contactlens over het eigen oog. Ook benoemt Hötte nog de exentratie, een ingreep waarbij ook andere delen van de oogkas verwijderd worden, maar vanwege tijdsgebrek kan hij daar niet verder op in gaan.
Enucleatie
Bij een patiënt met een kwaadaardige tumor in het oog wordt gekozen voor enucleatie, oftewel een verwijdering van het gehele oog. Hötte laat aan de hand van tekeningen zien dat de gehele oogbol wordt verwijderd bij een enucleatie, maar dat de spieren en het slijmvlies wat over de oogbol zit intact blijven. Het implantaat dat de oogkas moet opvullen, wordt aan de spieren vastgemaakt. Vervolgens wordt het slijmvlies over het implantaat gesloten. Daaroverheen komt de prothese te liggen. Volgens Hötte is het doel van de enucleatie het volledig verwijderen van de kwaadaardige tumor. Die kan dan vervolgens worden onderzocht door een patholoog. Vroeger werd er ook bij een pijnlijk blind oog en een cosmetisch storen oog gekozen voor een enucealtie, maar tegenwoordig kiezen artsen in deze gevallen voor een evisceratie. Hötte noemt het een ‘shift’ die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden onder artsen.
Evisceratie
Een operatie die dus tegenwoordig wordt toegepast bij een pijnlijk blind oog of een cosmetisch storend blind oog. Niet het gehele oog wordt tijdens deze ingreep verwijderd, want het oogwit en de oogzenuw blijven zitten. In het oogwit wordt vervolgens het implantaat geplaatst. Het oogwit en het slijmvlies worden dan over het implantaat gesloten en daarop komt de prothese te liggen. Het grote voordeel van een evisceratie is volgens Hötte dat er meer weefsel behouden blijft. “En hoe minder er anatomisch verandert, hoe beter de uitkomsten zijn”, aldus Hötte.
Prothese over het eigen oog
“Het is zeker bij een cosmetisch storend blind oog niet altijd nodig om het oog te verwijderen”, zegt Hötte. Een arts plaatst dan een prothese over het eigen oog, maar voorwaarde daarvoor is dat de patiënt geen pijn heeft aan het oog. Ook moet het oog kleiner zijn geworden doordat het oog niet meer gebruikt wordt. Alleen dan is er ruimte voor de dikke prothese. En er moet getest worden of de patiënt nog gevoel heeft in het hoornvlies. Als dat geval is, dan moet door middel van een simpele ingreep het slijmvlies over het hoornvlies worden gehecht want het is dan voor de patiënt te gevoelig om de prothese direct op het oog te dragen legt Hötte uit. Als er geen gevoel meer is in het hoornvlies dan kan de prothese direct op het oog geplaatst worden.
Cosmetische contactlens
Soms is er geen plek voor zo’n dikke prothese in het oog, maar ook dan is er volgens Hötte een oplossing: een cosmetische contactlens. Deze contactlens gaat ook direct op het eigen oog en ‘verbergt’ het storende oog. De berg aan informatie over de verschillende ingrepen en manier van het dragen van een oogprothese heeft Hötte overzichtelijk samengevat in een stroomdiagram (zie afbeelding). Vervolgens neemt hij ons mee in de voorbereiding van een patiënt op een ingreep. Hij bespreekt de verschillende operaties en wat daarbij komt kijken. Opvallend: veel artsen plaatsen na een ingreep een zogenoemde ‘conformer’, een soort plastic kapje dat de slijmvliezen uit elkaar moet houden, maar het oogziekenhuis plaatst gelijk een tijdelijke prothese. “Wij geloven dat dat helpt in de vroege acceptatie van een prothese”, verklaart Hötte.
Ervaringen
Nog kort worden de post-operatieve factoren doorgenomen (slecht zien van diepte, maar ook wat te doen als de prothese uitvalt), maar dan is Hötte vooral nieuwsgierig naar de ervaringen van de mensen uit het publiek. De verhalen gaan vooral over het wel of niet inhouden van de prothese ’s nachts. Sommige patiënten vinden het een naar gevoel om de prothese in te houden, terwijl anderen juist last hebben van het steeds in- en uitdoen. Hötte vertelt dat er ook niet echt één lijn te trekken is op dat gebied, omdat er voor iedere patiënt iets anders geldt. “Iedereen moet doen wat goed voelt”. Ook laat een man uit het publiek weten dat na zijn operatie geen tijdelijke prothese werd geplaatst en ook geen conformer. De desbetreffende patiënt geeft ook aan dat hij het niet als prettig heeft ervaren en de oogholte pas beter aan ging voelen toen de ocularist een noodprothese plaatste. Tot slot wil Hötte nog wat vertellen over complicaties na de operaties, zoals hangende oogleden en aanhoudende pijn na een enucleatie/evisceratie, en over lopende onderzoeken.