Handig voor een bezoek aan het ziekenhuis of de oogarts; oogheelkundige termen voor je vertaald:
accommodatie | scherpstellen van het netvliesbeeld door boller worden van de lens |
anophthalmos/ anophtalmie |
ontbreken van een oog |
atropie | schrompeling |
blepharochalasis | verslapping en verruiming van de bovenooglidhuid, waardoor deze in een plooi naar beneden gaat hangen |
bulbus(oculi) | (oog)-bol |
conjunctiva | bindvlies, dat oogleden en oogbol verbindt |
corpus alienum | vreemd lichaam, bijv. ijzersplinter in een oog |
cornea | hoornvlies |
ectropion pion | naar buiten gekeerd zijn van een ooglid |
dermis fat graft | (DFG); dit is vet uit de bil, wat de chirurg achter het slijmvlies van het oog aanbrengt |
entropion palpebrae | het naar binnen gerold zijn van een ooglid |
enucleatio | ‘uitputten’ / verwijderen van een oogbol |
enophthalmus | achterwaarts verplaatsing van de oogbol in de oogkas |
evisceratie | gedeelte van de oogbol wordt verwijderd |
exophtalmus | voorwaarts verplaatsing van de oogbol in de oogkas |
fundus oculi | oogachtergrond |
gezichtsveld | het gehele gebied van de ruimte, waaruit een oog, dat op een bepaald (fixeer)-punt gericht staat, gezichtsindrukken waarneemt; ook de projectie van dit gebied op de binnenzijde van een halve bol of een plat vlak |
lateraal | zijdelings |
microphthalmie | te klein zijn van het oog |
musculus | spier |
musculus rectus | rechte oogspier |
musculus obliquus | schuine oogspier |
maligne | kwaadaardig |
microphthalmus | onvoldoend ontwikkeld te klein oog |
nervus | zenuw |
nystagmus | onwillekeurige bewegingen van de oogbol, meest met regelmatige schommeling |
ocularist | een oogprothesemaker |
oculus | Latijn voor oog; het Griekse woord is ophthalmo |
orbita | benige oogkas; |
palpebra | ooglid |
parese | incomplete (oog)spierverlamming |
perifeer | aan de buitenkant gelegen |
persistens | blijvend |
ptosis | naar beneden zakken van het bovenooglid door verlamming of anderszins |
retinoblastoma | aangeboren, erfelijk, boosaardig gezwel van het netvlies |
sclera | ondoorschijnende, witte deel van de harde oogrok of tunica fibrosa, het voorste deel van de cornea |
stereopsis | dieptezien op korte afstand. Twee iets verschillende beelden geven een diepte-gewaarwording |
secundaire blik | blikrichting naar boven, naar beneden of richting zijwaarts |
stereoscopisch zien | onderscheidingsvermogen van diepteverschillen door tweeogig zien |
trauma | verwonding, letsel |
visus | gezichtsscherpte |